Het houden en kweken van Tylototriton kweichowensis
(Kweichow krokodilsalamander) (Fang & Chang, 1932)
Door: Harry Dresens en Wouter Beukema in samenwerking met Andrew Baker
Inleiding
Andrew Baker heeft vaak gekweekt met deze soort. De ouderdieren waren afkomstig van import. Zoals bij vele importen vertoonden een aantal dieren dehydratatie verschijnselen en hadden ze enkele zweertjes. Andrew wist na een korte behandeling met colistine de dieren vrij snel gezond te krijgen (soms is ook ontwormen met panacur nodig) en tot 3 maal toe te kweken, waarbij grote hoeveelheden eieren werden afgezet. Doordat veel van Andrews nakweek in Nederland terecht is gekomen besloten wij een Nederlandstalige caresheet voor deze mooie maar toch weinig succesvol gehouden soort te maken.
Beschrijving
De Kweichow Krokodilsalamander, Tylototriton kweichowensis, is een voornamelijk op het land levende salamander afkomstig uit het zuiden van China. Deze soort werd in 1932 beschreven door Fang & Chang in het Chinees. Een Engelse vertaling hiervan is gepubliceerd door Liu (1950). Binnen het genus Tylototriton is dit een van de meest kleurrijke soorten. De zwarte grondkleur wordt gebroken door de rood tot oranje paratoïden, tenen, staart, een dorsale en twee laterale strepen. Deze strepen verschillen tussen individuen in dikte, en groeien soms samen met de paratoïden. De onderzijde en buik zijn afgewisseld zwart-rood gevlekt. In zeldzame gevallen kan de rode kleuring zo uitgebreid zijn dat er bijna geen zwart meer te zien is. Er bestaat een vorm waarin de dorsale en laterale strepen uit vlekken bestaan op de dorso-laterale wrattenrijen, zoals bij Tylototriton shanjing. Volwassen dieren kunnen tot 20 cm groot worden.
De larven behoren met hun grote kieuwen en dorsale vin tot het poel-type, en zijn bleek gekleurd met kleine zwarte vlekjes. Pas kort voor de metamorfose worden de dieren donkerder, en verschijnt de rode kleuring. Het geslacht Tylototriton is nauw verwant met de geslachten Pleurodeles en Salamandra.
Geslachtsonderscheid
Zoals bij de meeste salamanders kunnen de geslachten van de Kweichow Krokodilsalamander bepaald worden door de lichaamsbouw; vrouwtjes zijn over het algemeen groter en hebben een dikker achterlichaam. Deze methode kan bij magere of recent geïmporteerde dieren echter voor problemen zorgen. De tweede methode kan daarom met meer zekerheid toegepast worden; als de cloaca voorzichtig geopend wordt is er bij een mannetje een vrij diepe, lange cloacaopening te zien, vaak beschreven als een streepje. Bij vrouwtjes is de opening minder diep en rond, vaak beschreven als een putje.
Verspreidingsgebied en habitat
De Kweichow Krokodilsalamander kan gevonden worden in de Zuid-Chinese provincies Guizhou en Yunnan, waar de soort respectievelijk in het noordwesten en het extreme noordoosten voorkomt. In zuiden van Guizhou bij de grens met de provincie Guangxi bevindt zich een geïsoleerd voorkomen. Het gehele mogelijke verspreidingsgebied in deze twee provincies is ongeveer 35000 vierkante kilometer groot, waarbinnen meerdere gefragmenteerde lokaliteiten van T. kweichowensis gevonden worden. Hoewel eerder aangenomen werd dat de Kweichow Krokodilsalamander tussen 1730 en 2000 meter voor zou komen (Zhao et al. 1988) is het nu bekend dat de soort gevonden kan worden tussen de 1500 tot 2400 meter boven zeeniveau (IUCN 2006). Hier worden de salamanders gevonden in grasland en gebieden die gedomineerd worden door kleine struiken. Voor de voortplanting is stilstaand water nodig zoals poelen en kleine meren, stromend water wordt niet gebruikt.
Bescherming
Hoewel er uitgebreide Duitse kweekartikelen beschikbaar zijn (Fleck 1992, Rimpp 2001) zorgt de taalbarrière er voor dat de kweek van deze soort niet bij het grote publiek bekend is. Sinds kort wordt T. kweichowensis gehouden in dierentuinen in Fortworth en Memphis in Noord-Amerika, een dierentuin in Oklahoma bezit een groep juvenielen (ISIS 2008). Hiermee is de basis gelegd voor kweek en het behouden van deze soort in gevangenschap. Dit is erg belangrijk, aangezien zeer grote aantallen van de Kweichow Krokodilsalamander sterven in de internationale handel. Hierdoor kunnen geen goede kweekgroepen opgezet worden, en blijft de export van de soort doorgaan, aangezien de vraag amper verminderd.
De massale sterfte van T. kweichowensis in de handel of direct na de aanschaf in recente jaren is vooral toe te wijzen aan Rana-virussen (Pasmans et al. 2007). Als Krokodilsalamanders geëxporteerd worden vanuit China gebeurd dit meestal massaal, met tientallen individuen in dozen zodat ziektes snel overgedragen worden. Voedsel en water zijn amper voorhanden, zodat het overgrote deel van de dieren erg verzwakt is bij de aankomst. Door Wai-Neng Lau et al. (1996) werd al beschreven dat grote aantallen van T. kweichowensis vanuit Hongkong en Macau geëxporteerd werden naar Europa en Argentinië. Deze handel is in de afgelopen tien jaar vooral geconcentreerd op Noord-Amerika, Europa en Japan.
Gascon et al. (2006) beschrijven dat de Chinese Krokodilsalamanders op CITES Appendix II geplaatst zijn, met als referentie de UNEP-WCMC Species Database: CITES-Listed Species database. Op het moment van schrijven kan er echter geen record van de beschermingstatus gevonden worden, behalve de notatie in de UNEP-WCMC database. Tot en met de veertiende Conference Of Parties van CITES is er geen voorstel gedaan om Krokodilsalamanders onder deze wetgeving te plaatsen.
Huisvesting
De 5 dieren 3 vrouwen en 2 mannen worden het gehele jaar gehuisvest in een aquaterrarium van 1.20m bij 45 cm waarvan de helft bestaat uit water en de andere helft uit land. Tussen het landdeel en het waterdeel (12cm hoog) wordt een glasplaat van 13cm hoog gelijmd met aquariumkit. Het landdeel bestaat uit een laag turf, boomschors, mos en kurkschors en wordt beplant met klimop en varentjes. Er wordt een vloeiende overgang naar het waterdeel gemaakt dat beplant is met waterpest. Een Eheim pomp zorgt voor een goede zuivering van het water en stroomt zachtjes uit op een paar lavastenen. Zowel op het land als in het water worden verstopplaatsen gecreëerd. Het aquarium wordt geplaatst in een onverwarmde kamer waar de temperatuur in de winter tot 10 graden kan dalen. In de winter wordt voorkomen dat door zonneschijn de temperaturen in de bak te hoog oplopen door het gebruik van witte gordijnen zodat de bak in de schaduw staat. In de winter verblijven de dieren hoofdzakelijk op het land onder het kurkschors. Begin april, als de temperatuur oploopt tot ongeveer 16 graden, gaan eerst de mannetjes het water in en worden volledig aquatisch. Als daarna de temperaturen oplopen tot 18-19 graden en de vochtigheid toeneemt in combinatie met langer daglicht en zonnige dagen, gaan ook de vrouwtjes het water in. Ze beginnen dan de aandacht van de mannetjes te trekken. De paringsdans (rondedans) zal spoedig volgen. Ook is er soms omklemming (amplexus) waargenomen.
Van begin mei tot eind augustus worden er regelmatig eieren afgezet zo’n 200 per vrouwtje. De eieren worden slechts sporadisch in het water afgezet. De meeste worden afgezet op vochtig land of in de kieren van stukken kurkschors of rond de basis van een plant zoals klimop.
De eieren worden afgezet bij temperaturen rond 23 graden.
Voeding volwassen dieren
Het zijn tamme dieren die gemakkelijk uit de hand of pincet een worm aannemen als je ermee beweegt.
Land: Krekels, regenwormen, wasmotrupsen, rode muggenlarven op een nat stukje keukenrol
Water: Regenwormen en rode muggenlarven
Behandeling van de eieren
Een 30 tal eieren werd afgestaan aan Harry Dresens
De eieren (0,6cm -1,0cm doorsnede) werden vanaf begin april 2008 op het land gehouden
In een plastic bak van 35 bij 25 met een waterstand van 8cm wordt een stuk schuimrubber geplaatst met daar over heen goede kwaliteit keukenrol.
Hierop worden de 30 eieren gelegd. We gebruiken aquariumwater, doen wat fijn grind erin en een paar takjes waterpest. Afhankelijk van het weer houden we met een verwarmingselement de bak op 22 graden. De eieren worden 2x per dag gesproeid met de plantenspuit.
In het ei worden de larven zeer groot (zie bovenstaande foto).
De meeste larven komen na ongeveer 2 weken uit het ei. Ook werden er sommige eieren vlak voor het uitkomen in het water gegooid omdat de larve volgroeid was maar niet het ei uitkwam terwijl het ei slechter werd. Na in het water gooien is de larve binnen een paar uur uit het ei.
Opkweken van de larven.
In een plastic kistje van 35 bij 25cm worden elk 10 larven gedaan. Op de grond in de vier hoeken wordt een klein handje aquariumzand gedaan. Boven het kistje brand een TL verlichting. Er wordt steeds de kleinste tubifex gevoerd. (niet teveel, maar wel dagelijks) Verder moet je een paar takjes goed geworteld waterpest erin doen. De temperatuur moet ongeveer 22 graden zijn.
1x per week wordt de gehele inhoud vervangen (vers aquariumwater, etc.)
Na 4 weken worden de larven (4 cm) verdeeld over 4 ontsnappingsvrije aquaria van 50cm bij 30cm en 18cm waterhoogte. Zodat in elke bak slechts 5 larven zitten. Het geringe aantal larven zorgt ervoor dat de dieren straks groot (7,5cm) zullen
metamorfoseren. Bij andere ervaringen van Andrew Bakers eerste jaar met veel larven in een bak waren de dieren bij de metamorfose slechts 3,5cm
Op de bodem van het aquarium ligt een laag van 3cm fijn aquariumzand die mooi aansluit op de voerstrook. De bodem is beplant met waterclivia (Saggataria eatoni ). Deze planten zorgen voor een goede bodemcultuur. Verder zijn er een drietal potjes waterpest in gedaan en een paar drijfplantjes. (mosselplant: Pistia amazonica) Bij de metamorfose zullen de dieren de mosselplantjes op kruipen en kun je ze gemakkelijk eruit halen.
In het aquarium is een binnenpompje geplaatst. Verder staat de bak een groot deel van dag in de zon waardoor de planten goed groeien. Rode posthoornslakken zorgen voor het opruimen van niet opgegeten voedselresten.
Het voeren begint met tubifex en later rode muggenlarven. Watervlooien worden liever niet gevoerd, die kunnen in de pomp komen en daardoor vervuilen. Ook loop je het risico op de ontwikkeling van hydra’s die schadelijk zijn voor kleine larven.
Na ongeveer 3 maanden kruipen de dieren op de mosselplantjes, die inmiddels flink in aantal zijn toegenomen en een mooi landdeel creëren.
Opkweek na de metamorfose (methode Harry Dresens)
Na de metamorfose worden de dieren overgebracht in plastic kratjes. Uit het deksel wordt een klein gat gezaagd. Met een strookje glas wordt die opening in het begin (Bij hoge temperaturen >20) geheel afgesloten.
Om het droger te maken (bij lage temperaturen <18) wordt het schuifje weer wat opengezet. Verlichting is niet nodig (gewoon daglichtritme).
De inhoud van het kratje bestaat uit:
Laag tuinturf van 0,5cm (zodat de wormen goed gevonden worden.)
Gestapeld bemost schors
Pissebedden.
Gevoerd wordt om de dag met kleine regenwormen en zelf gekweekte wasmotrupsen (net uitgekomen rupsen van de grote soort) Het recept is bijgevoegd.
Voer geen maden!!!! 1x per 2 weken wordt de gehele inhoud vervangen. Vlak na de metamorfose eten de dieren soms 3 weken niet, maar na een tijdje nemen ze zelfs uit de hand of vanuit een bewegend pincet een wormpje aan. Dagelijkse controle van de dieren is noodzakelijk.
Andere methodes na de metamorfose
J. Fleck kweekte de net gemetamorfoseerde dieren succesvol op in kleine aquaterraria
Andrew Baker: gebruikte kratjes met een helft keukenrol en andere helft turf. Hij voerde op het keukenrol rode muggelarven.
Ook zijn er mensen die de dieren opkweken in plantenkastjes (de grote) met daarin turf of keukenrol.
Er zijn ook liefhebbers die de jonge dieren op filtermateriaal houden.
Een half jaar na de metamorfose zijn de dieren al 8-10cm en zijn de geslachten al te zien. Vanaf 13cm kunnen de dieren zich voortplanten.
Bij een grootte van ongeveer 12 cm worden de dieren gehuisvest in een bak als die van de ouders. Doe daar niet teveel dieren in. 2 mannen en 3 vrouwen is ideaal. Zorg dat begin maart de vochtigheid toeneemt door het landdeel te sproeien en de temperatuur door een lamp op een graad of 16 te brengen. Verder verleng je de verlichting naar 10 uren. En breng je de temperatuur verder naar 18 tot 20 graden.
Belangrijk is om vroeg in het jaar (liefst eind maart) al eieren proberen te krijgen. Hierdoor hebben de dieren na de metamorfose nog een stukje zomer, dat het opkweken na de metamorfose makkelijker maakt. Vanaf september t/m februari kunnen de dieren op het land gehouden worden met eventueel een waterschaal erin. Bij lage temperaturen moeten de dieren droger gehouden worden.
Bijlage
Recept wasmotrupsen kweken
Doe in een wokpan 2 potten honing op het vuur verwarmen
Voeg ook kunstraat of honingraat toe (2 plakkaten)
Voeg toe 1 pak havermout toe en 1 pak brinta (of albona van de aldi) en 1 theelepel poedergist en roer het geheel goed door terwijl je steeds kleine beetjes toevoegt
Doe dit spul samen met minimaal 15 wasmotten of poppen in een emmer waarvan de deksel is uitgesneden. Met een lijmpistool plak je liefst benzinegaas (of ijzergaas) over het gat. Zet het zo warm mogelijk weg. 30 graden
Na 3 weken komen afhankelijk van de temperatuur de eerste wasmotrupsen uit.
Blijf kweekspul aan de emmer toevoegen als bijna alles is opgegeten.
Zorg dat er geen water bij de kweek kan en breek regelmatig de brokken waarin de wasmotrupsen zitten.
Kunstraat kun je bestellen bij onderstaand adres. Deze sturen het op.
Bijenhuis GRINTWEG 273, 6704 AP WAGENINGEN, NEDERLAND. tel: (0317) 422733 fax: (0317) 424180
Internetlinks
Meer voorbeelden van inrichting zie je op:
http://www.caudata.org/cc/articles/setups4.shtml
en
http://frogroom-podcast.blogspot.com/2008/03/tylototriton-kweichowensis-feeding-time.html
Opknappen zieke dieren
http://home.hetnet.nl/~dresens/kweichmark.htm
Ervaringen met de eieren
http://www.caudata.org/forum/messages/13/67806.html?1154043869
Anatomie van de dieren
http://www.caudata.org/forum/showthread.php?t=40584
Bronnen
Fleck, J. (1992): Haltung und Nachzucht von Tylototriton kweichowensis Fang & Chang 1932. Salamandra 28(2): 97-105. Gascon, C., J. P. Collins, R. D. Moore, D. R. Church, J. E. McKay & J. R. Mendelson (eds) (2007): Amphibian Conservation Action Plan. IUCN/SSC Amphibian Specialist Group. Gland, Switzerland and Cambridge, UK. 64pp.
ISIS (2008): International Species Information System, <http://www.isis.org/CMSHOME/>. Downloaded on 20 March 2008.
IUCN, Conservation International, and NatureServe (2006): Global Amphibian Assessment. . Downloaded on 20 March 2008.
Liu (1950): Amphibians of western China. Fieldiana Zoology Memoirs 2: 102-106.
Pasmans, F., S. Blahak, A. Martel, N. Pantchev & P. Zwart (2007): Ranavirus-associated mass mortality in imported red tailed knobby newts (Tylototriton kweichowensis): A case report. Vet J. 2007 Apr 19. Rimpp, K. (2001): Paarung und Eiablage bei Tylototriton kweichowensis Elaphe 9(2): 76-77.
Wai-Neng Lau, W., G. Ades, N. Goodyer & F-S. Zou (1996): Wildlife Trade in Southern Hong Kong and Macao China. In: MacKinnon, J. & W. Sung eds. Conserving China’s Biodiversity. China Environmental Science Press, Beijing: 141-159
Zhao, E., Q. Hu, Y. Jiang & Y. Yang (1988): Studies on Chinese salamanders. Society for the study of amphibians and reptiles: 12-15.
Actueel
De Bedreigde Bandsalamander: Klimaatverandering en Bescherming
Dr. Uwe Gerlach, een expert in amfibieën uit Hattersheim, heeft een fascinerend nieuw boek uitgebracht over de bandsalamander (Ommatotriton ophryticus),…
Kamsalamanderpopulatie ontdekt in de duinen van Loonse en Drunense Duinen
Recent goed nieuws uit de Nederlandse natuur! Tijdens een onderzoek in Nationaal Park Loonse en Drunense Duinen zijn onverwacht diverse…
Vuursalamander en veel zweefvliegen op punt van uitsterven: ‘rode lijst’ schetst zorgwekkend beeld
Het gaat niet goed met tientallen soorten zweefvliegen, reptielen en amfibieën in Nederland. Door stikstofneerslag, verlies van leefruimte, het gebruik…